Een voorjaar om over te struikelen
Door Jeroen van der Beek, 25 maart 2015
In het vroege voorjaar van 1943 zag de 21 jarige Hermien Toors haar buurjongetje Arnold Bosman van 6 snikkend door de straat lopen. Op de vraag wat er aan de hand was antwoordde het ventje met horten en stoten dat hij zijn ‘Joods’ kwijt was en dat hij nu vast opgepakt zou worden. Zijn gezicht verraadde een en al angst. “Kom maar snel naar binnen”, zei Hermien geruststellend, “dan gaan we kijken wat we kunnen doen.”
Met het woordje ‘Joods’ doelde Arnold op de gele Jodenster (Davidster) die alle Joden boven de 6 jaar verplicht waren te dragen sinds 3 mei 1942. De straf voor Joden op het niet dragen van de Jodenster was hetzelfde als die voor onderduiken namelijk: deportatie naar het concentratiekamp Mauthausen. Arnolds angst was dus gerechtvaardigd.
Waarschijnlijk heeft Eva Bosman-De Jong, de moeder van Arnold via via nog een ster kunnen bemachtigen en heeft ze die op de jas van Arnold genaaid, zodat hij weer onbekommerd buiten kon spelen, maar tegen het oppakken heeft het niet geholpen. Op een vroege ochtend in mei 1943 werd onder veel kabaal en geschreeuw de familie Bosman toch van hun bedden gelicht en meegenomen. De wakker geschrokken Hermien zag het vanuit het raam allemaal gebeuren. Naast Duitsers zag ze ook Nederlandse politie in de weer. Verstijfd was ze van de schrik maar ook voelde ze zich machteloos en kwaad. Ze wist dat ze haar lieve onderburen nooit meer zou zien. Dat wist iedereen.
Foto van Mieke Toors (links), Gunther Demnig (midden) en Hermien Toors (in rolstoel) bij de zojuist gelegde Stolpersteine en het bord met foto’s van de fam. Bosman voor nr. 100A
Later die ochtend stond de deur van Graaf Florisstraat 100A gewoon open toen de zusjes Nel en Map van Bokhoven, 8 en 5 jaar oud, aanbelden om met Mirjam, Arnold en Jehoedith te spelen. Omdat niemand reageerde op de bel liepen ze voorzichtig het huis in. Alle bekende spullen stonden er nog gewoon, maar de familie Bosman leek van de aardbodem verdwenen. Vreemder werd het toen ze in de woonkamer het speelgoed van Mirjam, Arnold en Jehoedith zagen liggen. Hoe kun je nu op reis gaan zonder dit mee te nemen? Omdat ze zelf nauwelijks speelgoed hadden had het een enorme aantrekkingskracht op de meisjes. Eigenlijk was de onderliggende reden van hun bezoek om met dit mooie speelgoed te spelen en nu hun speelkameraadjes toch op reis waren gegaan zonder het mee te nemen konden zij het maar beter meenemen. Moeder Van Bokhoven schrok toen ze haar dochters met het dure speelgoed aan zag komen. Ze sommeerde hen direct om het spul terug te brengen. Nel en Map hebben toen het speelgoed weer in de huiskamer van de familie Bosman gelegd en bij het weggaan de voordeur maar gesloten.
De precieze gang van de familie Bosman vanaf deze dag in mei blijft giswerk. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze eerst naar Loods 24, het verzamelpunt van opgepakte Joden uit Rotterdam en omstreken, gebracht om van daaruit overgebracht te worden naar kamp Vught of Westerbork. Zeker is dat moeder Eva (38) en de kinderen Mirjam (9), Arnold (8) en Jehoedith (5) uiteindelijk vanuit een van deze twee doorgangskampen op het beruchte kindertransport gezet zijn. Op 8 juni kwam deze trein vanuit Vught in Westerbork aan en vertrok diezelfde dag nog met een nieuwe lading Joodse kinderen, begeleid door een van de ouders, naar Polen. Na een verschrikkelijke reis van 3 dagen en nachten in een volgepakte veewagen, kwamen zij op 11 juni 1943 in Sobibor aan, waar zij meteen vermoord werden. Vader Jona Bosman (42) is waarschijnlijk pas later naar een vernietigingskamp vervoerd. Uiteindelijk is hij in Bergen-Belsen terecht gekomen, dat hij overleefd heeft. Na terugkomst in Rotterdam is hij echter in augustus 1945 alsnog aan uitputting en ongetwijfeld ook verdriet overleden.
Bord met foto’s van de fam. Bosman. Linksboven: Mirjam en Arnold in de Graaf Florisstraat, linksonder: vader Jona met Mirjam en Arnold, rechtsboven: moeder Eva met Jehoedith (?), rechtsonder: vader Jona met Mirjam en Jehoedith.
Het heeft bijna 72 jaar geduurd voordat Hermien Toors deze afschuwelijke gebeurtenis uit haar leven enigszins recht heeft kunnen doen. In de ochtend van 17 februari 2015 zat de nu 93 jarige samen met haar 97 jarige zus Mieke voor de voordeuren van het voormalige huis van het gezin Bosman en haar ouderlijke woning, de nummers 100-A en 100-B. Naast haar stond een bord met daarop oude foto’s van de vermoorde buren. Voor haar werd er door de Duitse kunstenaar Gunther Demnig 5 gedenksteentjes, Stolpersteine, in het trottoir aangebracht ter nagedachtenis aan Jona, Eva, Mirjam, Arnold en Jehoedith Bosman. Met hulp van haar neef Frans had Hermien deze steentjes aangevraagd bij de Stichting Comité Loods 24 en dat voelde goed. Ze leken jarenlang vergeten, ontkent eigenlijk, alsof ze nooit bestaan hadden, niemand had het er immers meer over. Het had gevoeld alsof de Nazi strategie van uitroeien toch getriomfeerd had, maar nu door middel van deze gedenksteentjes kregen deze Joodse mensen dan toch eindelijk de erkenning die ze al zo lang verdiend hadden. (…)
Ook het lot van opperrabbijn Bernard Davids wordt genoemd. Hij woonde in de Beatrijsstraat en is met zijn gezin op 7 juni 1943 opgepakt en overgebracht naar kamp Westerbork. De opperrabbijn was getrouwd met de Weense Erika Feuchtwang, dochter van David Feuchtwang, de opperrabbijn van Wenen. Tijdens de deportatie van het gezin Davids logeerde de schoonmoeder van Bernard Davids, de vrouw van de opperrabbijn van Wenen, bij hem. Zij is echter niet meegenomen door de Duitsers. Later hebben ze haar toch gevangen genomen om haar te ruilen voor een hoge Duitse officier, die krijgsgevangen was genomen door de geallieerden. Davids zelf is in Bergen-Belsen overleden.
Hermien is tot 1972 in de Graaf Florisstraat blijven wonen. Toen haar ouders waren overleden is ze verhuisd naar Hillegersberg.
Kindertransport
Het kindertransport werd door de SS ingesteld om in een keer van alle ‘niet werkenden’, baldadige en ernstig zieke kinderen in kamp Vught en Westerbork af te zijn. Zogenaamd gingen de kinderen naar een speciaal ‘Kinderlager’. Op 6 juni 1943 werden de kinderen tot en met 3 jaar met één van beide ouders vanuit Vught per trein afgevoerd en op 7 juni de kinderen van 4 tot en met 16 jaar. Via Westerbork reden deze treinen met ruim 1300 Joodse kinderen naar Sobibor. Niemand heeft het overleefd.
Stolpersteine
Sinds 1994 legt de Duitse kunstenaar Gunther Demnig (1947, Berlijn) op verzoek gedenksteentjes, Stolpersteine, voor de huizen van waaruit mensen door de nazi’s zijn verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord zijn gedreven tijdens de 2e Wereldoorlog. Eind 2014 had Demnig 50.000 Stolpersteine geplaatst in meer dan duizend steden en dorpen. In Rotterdam worden ze sinds 2009 geplaatst. De eerste in de Graaf Florisstraat dateert van 7 april 2010.
Door Jeroen Van Der Beek, 25 maart 2015 op www.graafflorisstraat.nl/2015/03/een-voorjaar-om-over-te-struikelen/
Mirjam Bosman, Leerling 1939-1942
Arnold Bosman, Leerling 1940-1942